Woord: kolenschep
kolenschep , kolescheppe , zelfstandig naamwoord
, de; kolenschop Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
kolenschep , [schep voor kolen] , kaolenskuppe , kaoleskuppe , (zelfstandig naamwoord)
, kolenschep. Uitdr.: IJ ef annen as kaolenskuppen ‘hij heeft grote handen’. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
kolenschep , koeëlesjöp , zelfstandig naamwoord
, koeëlesjöppe , koeëlesjöpke , kolenschep Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |