Woord: nieuwsblad
nieuwsblad , nuutsblaat , onzijdig
, nuutsblaar , nuutsblaetje , krant; iemand, die er een sport van maakt, alle nieuwtjes verder te vertellen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
nieuwsblad , ni’jsblad , zelfstandig naamwoord
, et 1. nieuwsblad 2. iemand die veel kletst, veel weet en doorvertelt Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
nieuwsblad , noetsblaâd , noetsblaad , zelfstandig naamwoord
, noetsblajer , noetsblaetje , 1. nieuwsblad 2. iemand die altijd van de laatste nieuwtjes (roddels) op de hoogte is Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
nieuwsblad , nuuwsblad , zelfstandig naamwoord
, nieuwsblad, krant; het Nieuwsblad van het Zuiden, de krant waarin Cees Robbens prenten vanaf 1970 verschenen; Cees Robben – Spulde gij ôôk in den Bingo van het Nuuwsblad..? (19810417); WBD III.3.1:310 'nieuwsblad' = krant; WBD III.1.4:10 'nieuwsblad' = nieuwsgierigaard Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |