Woord: nonnenvot
nonnenvot , nonnevot , zelfstandig naamwoord
, nonnevotte , nonnevötje , 1. (letterlijk:) achterwerk van een non 2. een soort gebak (een gefrituurde deegreep, waarvan de uiteinden – vóór het bakken – aan elkaar zijn geknoopt) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |