Woord: omkijken
omkijken , umkiêke
, omkijken Daor hédde gén umkiêke mér nao! Daar heb je geen omkijken meer naar! Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
omkijken , ómkieke
, keek óm, haet ómgekeeke , omkijken; ergens naar omzien. “’t Begint al zoogėt óm te kieke” wordt gezegd van een meisje, dat interesse begint te tonen voor jongens. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
omkijken , ummekieken
, keek umme, ummekekken , omkijken. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
omkijken , umkieken , het
, (Zuidwest-Drenthe, zuid, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe) = het op iets letten Het bint makkelijke kiender, geef ze maor een boekie en ie hebt der gien ummekieken naor (Hgv), Het is goed of ewarkt, daor heb ik gien umkieken naor (Ker), Het is het ummekieken niet te weerd zo gauw, zo gemakkelijk is het (Ruw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
omkijken , umkieken , sterk werkwoord, onovergankelijk
, omkijken Ik heb het zo in de nekke, ik kan haoste niet ummekieken (Hav), Hij haar gien tied om om te kieken (Row), Je moet in je leven niet umkieken, je moet deurgaon (Klv), zo ook Doe wel en kiek niet um (Hijk), Aj het wark daon hebt, hoej niet weer um te kieken (Sle), Ik kiek der niet weer naor um let er niet meer op, kijk er niet meer naar (Pdh), Je moet eerst umkieken, veurdaj links gaot (Gie) *Niet ummekieken, mor veuruut kieken (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
omkijken , ummekieken
, omkijken, omzien Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
omkijken , umkiike
, omkijken , És ge aachter de kiest lóópt, meug’de nie umkiike. Als je achter de kist loopt, mag je niet omkijken. De zaak waarover het gaat moet je in het oog houden. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
omkijken , ommekieken , werkwoord
, 1. omzien, achterwaarts kijken 2. kijken hoe het gaat, om ervoor te zorgen 3. rondzien, uitzien naar, op zoek gaan naar Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
omkijken , omkijkes , uitdrukking
, Daer hemme gêên omkijkes meer naer Daarover hoeven we ons geen zorgen meer te maken Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
omkijken , ummekieken , umkieken , (werkwoord)
, 1. naar achteren omkijken; 2. naar iemand omkijken, aandacht besteden aan iemand. Zie ook: ummezien. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
omkijken , [omkijken] , ómkieke
, omkijken , Dao höbs se gein ómkieke haer. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
omkijken , ómkieke , werkwoord
, kiektj óm, keek óm, ómgekeke , 1. omkijken 2. belangstelling tonen voor het andere geslacht: op dae laeftied maag ter al ins ómkieke – op die leeftijd mag hij al eens naar de meisjes kijken Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |