Woord: opzwansen
opzwansen , opswanzen
, opdrijven van den prijs bij eene publieke verkooping of verhuring. Zooveel als: er een staart aan maken. ’t Hoogduitsche aufschwänzen = den staart van een paard opbinden. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
opzwansen , opzwense , werkwoord
, zwensjtj op, zwensjdje op, opgezwensjdj , opjutten, ophitsen ook jage, (op)jense, opnejje Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
opzwansen , opzwense
, zwensde op – opgezwens , opjutten Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |