Woord: overeind
overeind , [rechtop] , overëind
, "overhoop, bijv. Het volk liep overeind, de straat, of buurt liep overeind, de menschen stonden overeind of overhoop; d.i. waren te been = uitgeloopen Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
overeind , aoverènde , (bijwoord)
, overeind. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
overeind , aoverende , (bijwoord)
, overeind. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
overeind , overèn
, (klemtoon op: en) = overeind, rechtop; overèn goan = opstaan van den stoel. Holsteinsch aewer enn = in de hoogte. Zie ook: op. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
overeind , oaverène
, overeind. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
overeind , overèende , bijwoord
, overeind Help mij ies even overèende (Klv), Ik ben zo stief, ik kan haost neit overèende kommen (Nor), As een schaop op de rug lig, komp e niet weer overèn (Eev), Het haor stun hom recht overende (Row) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
overeind , overende , overèènde
, overeind. Ook: Gunninks woordenlijst van 1908: overèènde Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
overeind , aoverende
, overeind. Iej mosn mâr is aoverende komm, iej heb noe lange genog op bedde elèègn. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
overeind , ooverénd
, rechtop , És ge pént in'new'we rug hét, dan héd'de dik veul moete um ooverénd te komme. Als je pijn in je rug hebt, dan heb je dikwijls moeite om rechtop te komen. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
overeind , overaende , overende, overeinde , bijwoord
, overeind, rechtop Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
overeind , ooverènd komme
, overeind komen Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
overeind , ôôverend
, overeind, omhoog. in de uitdrukking “oôverend komme”, na een val weer opstaan. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
overeind , aoverende , (bijwoord)
, overeind. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
overeind , uëverinj
, overeind, rechtop Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
overeind , ooverènd , bijwoord
, overeind; Cees Robben: hij heej zene riek hard nôodeg om ooverend te blèève; Cees Robben: hij kós nie ooverend; Antw. OVEREIND, OVEREND bw - in opschudding, overhoop, in wanorde. Heel de straat stond overeind. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
overeind , uvverend
, overeind Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |