Woord: overgang
overgang , overgang , overgank
, voor besmetting, wanneer eene ziekte van den eenen op den anderen overzet, of overgaat. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
overgang , [iemand levenslang onderhouden in ruil voor goederen en geld] , overgang
, zie: einde. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
overgang , overgang
, Spreekwoord: ’t Is moar ’n overgang, zie de vos, dou trokken ze hōm ’t vel over de ooren, zooveel als: troost u maar, aan alles komt een eind. (Ook, soms met eenige wijziging, Oostfriesch, Nedersaksisch, Holsteinsch, Oldenburgsch, Aken) Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
overgang , oovĕrgaank
, een laag draad op een klos. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
overgang , ouwrgaank , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, besmetting Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
overgang , euvergank , mannelijk
, euvergèng , overgang. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
overgang , overgang , de
, overgangen , 1. overweg As een pad dartig jaor elègen hef, hef iederiene recht van aovergang (Eli) 2. overgang Wat een overgang, no opiens met dat weer (Pdh), Tussen de veertig en de vieftig bint de vrouwlu in de aovergang (Hgv) 3. levenslang onderhoud tegen afstand van bezit (wp) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
overgang , overgank
, epidemie. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
overgang , overgang , overgaank , zelfstandig naamwoord
, de 1. het gaan over iets heen 2. plaats waar men over iets heen gaat 3. verandering van de ene situatie in de andere 4. menopauze Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
overgang , uüvergaank , zelfstandig naamwoord mannelijk
, - , - , overgang , VB: Ze ês ién d'n uüvergaank. VB: D'n uüvergaank van 't sjtadslëve nao 't lëve ién 'n duerp ês érg groet gewès.; veeziekte (bep. besmettelijke veeziekte) uüvergaank Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
overgang , uëvergank , zelfstandig naamwoord
, uëvergeng , uëvergengske , overgang Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |