Woord: stoomfiets
stoomfiets , stoomfietse , vrouwelijk
, motorrijwiel Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
stoomfiets , stoomfiets , stoomfietse
, (ouderwets), motorrijwiel Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
stoomfiets , stoumfiets , zelfstandig naamwoord de
, Motorfiets (verouderd). Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
stoomfiets , sjtoumfits , mannelijk
, sjtoumfitse , motorrijwiel. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
stoomfiets , stoêmfiets
, moterfiets. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
stoomfiets , stoomfietse
, motor; * van een oald mèènse kö ’j gin stoomfietse maeken: bij oude mensen gaat alles niet meer zo vlug. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
stoomfiets , stoomfiets , de
, (veroud.) = motorfiets Hij gunk op de stoomfietse hen het waark (Dwi), De veearts had een stoomfietse. Dat is al wel 80 jaor elene (Hol) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
stoomfiets , stoomfiets
, motor. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
stoomfiets , stoomfiets , stoomfietse , zelfstandig naamwoord
, de; stoomfiets, motorfiets Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
stoomfiets , stôômfiets , zelfstandig naamwoord
, stôômfietse , stôômfietsie , [veroud] motorfiets Vroeger hajje hier een post en die ree op een stôômfiets Vroeger had je hier een postbode die op een motorfiets reed Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
stoomfiets , stoomfietse
, motorfiets. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
stoomfiets , staumfiets , zelfstandig naamwoord
, staumfietse , staumfietske , oude benaming voor een motorfiets Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
stoomfiets , stôomfiets , zelfstandig naamwoord
, stoomfiets, voorloper van de bromfiets; Audioregistratie 1978 - “Of meej en stôomfiets, zin ze vruuger! Dè was en stôomfiets, ginne mooter! Stôomfiets! Stôomfiets was dè! Omdè stôom die öt de komprèssiekraacht diese… (Interview met Heikanters - Transcriptie door Hans Hessels) Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |