Woord: stootkar
stootkar , stötkar
, (spreek bijna uit als stutkar) boerenkar zonder veeren of riemen. Men zegt ne stötkar vol = een heele hoop. Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo. |
stootkar , stotkoare , zelfstandig naamwoord
, omkiepbare wagen op drie wielen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
stootkar , sjtootskar , vrouwelijk
, sjtootskarre , sjtootskėrke , steekkar, stootkar. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
stootkar , stòtkèèr , zelfstandig naamwoord
, stootkar, handkar. Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek |
stootkar , [soort kar] , stotkoare , stotterkoare
, kar op twee wielen, voortgetrokken door een paard. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
stootkar , stwôôtskaar
, stootkar. handkar met twee wielen. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
stootkar , stoeatker , (vrouwelijk)
, stootkar, handkar op twee wielen Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
stootkar , stoeëtker , zelfstandig naamwoord
, stoeëtkerre , stoeëtkerke , handkar Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
stootkar , stoeëtkèr , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, stoeëtkerre , stoeëtkerke , handkar Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
stootkar , stôotkèèr , stotskèèr , zelfstandig naamwoord
, "stootkar, handkar; Frans Verbunt - stótskèèr - handkar; WBD 'stòrtkéér' - stortkar (II:2783); WBD III.3. 1:390 'stootkar' = ""voertuig; Biks 'stòtkèèr' zelfstandig naamwoord - stootkar, handkar; J. H. Hoeufft, Proeve van Bredaasch Taal-eigen(1836) - STOOTWAGEN, een soort van straatwagen, in onderscheiding van dezelke welke, even als de kruiwagens, tusschen eene berrie worden voortgestuwd, daar deze van achteren d. m. v. eene dwarslat worden voortgedreven. Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect; 1899 - STOOTWAGEN zelfstandig naamwoord mannelijk - handwagen met twee wielen, dien men voorstoot of terkt. STORTKAR zelfstandig naamwoord v. -zie: kapkar en stulpkar" Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |