Woord: aanhouden
aanhouden , an-hoolden
, (iemand) op weg staande houden om met hem te spreken. Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo. |
aanhouden , [bij zich houden] , anneholden
, (aanhouden) voor: opkweeken, verzorgen, bv. van een kalf, ter onderscheiding van: het dier slachten. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
aanhouden , [tegenhouden, doorgaan met] , anhòlden , (sterk werkwoord)
, aanhouden, iemand staande houden, in leven houden. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
aanhouden , anhollên
, (pleisteren) = op reis eene herberg ingaan of er met rijtuig stilhouden. Zie ook: oethollên. (aanhouden) = aanfokken van vee, en zooveel als: niet verkoopen of mesten van kalvers. iemand zóó behandelen dat hij spoedig terugkomt; synoniem met anhoalen 2; zie aldaar. aanhouden; zij hebben lank anhollên = dat feest, die vergadering, enz. heeft lang geduurd, ’t is laat geworden; ’t ken nog wel wat anhoalen = het duurt wellicht nog eenigen tijd, bv. eer zij komen.; Vgl. oethollên. duren, Nederlandsch aanloopen. in: ’t vuur anhollên = ’t vuur brandende houden, ter onderscheiding van: het laten uitgaan. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
aanhouden , aanhouden , (anhouwǝ) , (sterk werkwoord, transitief)
, Zegsw. Iemand de handen anhouwen, hem voor de gek houden. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
aanhouden , anhollen*
, ook = duren, in de beteekenis van verloopen:’tken nog wel ’n poar uur anhollen eer dat ’r komt; Nederlandsch aanloopen. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
aanhouden , ånhoolen
, aanhouden, niet prijs geven Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
aanhouden , anhòoln , werkwoord
, 1 lang duren, 2 niet wegdoen of prijsgeven. Kot anhòoln, niet veel speelruimte laten; anhòoln dut vekrienng, de aanhouder wint; dat hòole viej an, dat is afgesproken Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
aanhouden , ánhoûwe
, hiewen án, ángehoûwe , aanhouden. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
aanhouden , aanhaute
, holj aan, haet of is aangehaute , aanhouden; doorzetten. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
aanhouden , anhollen
, 1. niet verkopen, b.v. een kalf om er verder mee te fokken. 2. aanhouden (doorgaan met). 3. staande houden, b.v. de politie. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
aanhouden , anhoalen
, heuld an, an ehoalen , aanhouden. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
aanhouden , anholden , sterk werkwoord, overgankelijk
, 1. aanhouden, tegenhouden As Klaos der langes komt, most hom even anholden (Erf), De plietsie hef mij anholden (Wijs) 2. (laten) voortduren, duren Wol je het licht nog lange anholden (Zwa), Het mooie weer mag nog wel een poosie anholden (Een), Dat holdt nog wel een roffelie an (Anl), ...wat an, veurdet het woordenboek klaor is duurt nog wel even (Bro), Naoberschup anholden als goede buren leven (Sle), Het heul hielwat an om zowied te kommen kostte nogal wat (Gro), De banden anhoolden de vriendschapsbanden onderhouden (Pdh), De verkering anholden (Dwi) 3. vasthouden ’t Toom biggen was het anholden nait weerd (Eco), Het was een goeie gewoonte, en die mussen ze anholden (Hgv) 4. zich houden bij, zich richten op IJ moet rechts anholden rechts blijven (Sle), Ie mut roem anholden mit det voor heui, aans kriej last een ruime bocht maken (Bro), Wij holdt ’t mor op de toren an we gaan maar in de richting van de toren (Emm), Ie moet de oostkaante een beetie anholden bij het opzetten van een mijt (Dwi), IJ moet toch ien kaant anholden, dit of dat! een keuze maken (Sle), Een hoer is een wief, die het mit alles kerels anholdt aanlegt (Hav), Hie holdt aordig hoog an vraagt of wil te veel (Sle) 5. aanleggen Ik wil aal met, mor ik wil ok ’n maol anholden bij een café (Row), zie ook angaon, anleggen 6. bijhouden (Zuid-Drenthe) Het iene peerd kun het aandere niet anholden (Hav) 7. stilhouden (wb) Ik waogde het en huld de mond an: rt, daor wupte de koeze hen (wb) 8. volhouden (Zuidoost-Drenthe) Ze hadden aal mor anholden, dat hij daor de man veur was (de), Hie holdt al mor an zeurt maar door (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
aanhouden , an-òllen
, (Gunninks woordenlijst van 1908) aanhouden. Van een voorwerp dat stuk is of een dood dier zegt men: Gunninks woordenlijst van 1908: ’t Is bedörven um an te òllen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
aanhouden , anholln
, 1. aanhouden. ’n Veerzekalf anholln, dat is regel, mâr ’n bolle die giet haoste altied naor de slaeger. 2. overvallen. In de duustre bossn van Hoog Soern bint vrogger vaeke luu deur rovers aneholln. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
aanhouden , anholen , werkwoord
, 1. aanhouden 2. blijven houden 3 lopend bijhouden, bijna inhalen 4. over iets onderhouden, iemand op iets aanspreken 5. onderweg bij een café e.d. aansteken 6. nog niet besluiten, nog niet toekennen e.d. 7. blijven vasthouden aan, het blijven houden op Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
aanhouden , anhouwe , werkwoord
, houw an, hieuw an, añgehouwe , aanhouden Je kejje jas wel anhouwe, ’t is nog veuls te koud Je kan je jas wel aanhouden, het is nog veel te koud Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
aanhouden , aonouwe
, aanhouden.eenbuiten echtelijke verhouding hebben. Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier. |
aanhouden , an-ollen , (werkwoord)
, 1. aanhouden; 2. volhouden. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
aanhouden , ènhèèwe
, aanhouden, steeds doorgaan Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
aanhouden , aanhaoje
, 1. aan zijn standpunt vasthouden 2. kaartterm: aan de slag blijven door met dezelfde kleur terug te komen Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
aanhouden , aanhaoje , werkwoord
, héltj/hiltj/hultj aan, heel aan, aangehaoje , aanhouden, arresteren, volhouden Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
aanhouden , ònhaawe , sterk werkwoord
, aanhouden (div. betekenissen); Cees Robben – agge rèèchs ònhaawt; haawe we naaw links òf rèèchs aon?; Henk van Rijen - Haawt oewe jas mar aon. WBD III. 3. 1:353 'aanhouden' = arresteren; 258 'aanhouden' = zaniken, zeuren; WBD III. 1. 4:50 'aanhouden' = aandringen; WBD III. 2. 2:110 'aanhouden'= ongehuwd samenleven; GD07 die hò zen sòkken òngehaawe; Cornelissen & Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899) - AANHOUDEN - omgang hebben, verkeren; blijven houden; brandende houden; aanlokken, aantrekken. – ònhaawe - hiel aon - òngehaawe (geen vocaalkrimping); A.P. de Bont, Dialekt van Kempenland (1958-2005) - st. ww. 1) intr. (het) aanhouden (met iemand), het met hem houden, één lijn trekken met, op iemands zijde staan. 2) tr. aanlokken, aanhalen. Z. a. Leo Goemans - Leuvens taaleigen (1936) - AANHOUDEN, wkw - aan het branden houden, aanbranden, liefdesbetrekkingen hebben. Z.a. Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |