Woord: avontuur
avontuur , aventuur
, kans; zij had niks gien aventuur = (het oude mensch) had geen kans op herstel; daor is niet vol aventuur op = daarvoor bestaat weinig kans. Gron. oaventuur. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
avontuur , oaventuur
, voor: kans, (ook Drentsch); doar wi ’k mien oaventuur veur hebben = daarvoor heb ik dan ook de kans om te winnen, bv. om een’ prijs uit de loterij te trekken; doar zit oaventuur in = dat geeft uitzicht op voordeel, daarmede valt iets te verdienen; op ’t oaventuur wi ’k nijt mit hōm ruilen (of: railen) = mijne vooruitzichten acht ik beter dan de zijne; ik wensch niet in zijne plaats te treden, ik wil niet met hem ruilen, (ook als het voorwerpen betreft); oaventuur mit hebben, zeggen de jongens, wanneer zij zich met dingen vermaken, bv. met een vlieger, en ook met zulke die genot en voordeel geven, bv. door het fokken van konijnen, enz.; is nijt veul oaventuur op, dat hij nog komt = de kans, dat hij nog komt, is zeer gering. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
avontuur , oaventuur*
, is nijt veul oaventuur (= kans) op. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
avontuur , aventuur , onzijdig
, aventuure , aventuurke , avontuur. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
avontuur , aoventuur , aventuur, èventuur, eventuur
, aoventuren , Ook aventuur (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied), èventuur (Zuidwest Drenthe, noord), eventuur (wb) = 1. avontuur, onderneming Het was een huil aoventuur, maor het is goud aoflopen (Erf), Die buren van oens wilt emigreren, het liekt mij nogal een groot aoventuur (Dwij), Daor zat meer aoventuur in hij durfde wel wat aan (Vri), Hij giet een op aoventuur oet (Gie), Die man die holdt van aoventuur spanning (And) 2. ondernemingslust Der zit aoventuur in die jong, hie wil naor Amerikao (Bal) 3. (onderneming met) risico Aj het zo groot anpakt, loop ie een boel aoventuur, maar positief in Zoas hij dat anpakt, zie ik der wel aoventuur in goede resulaten (Bro), Hij hef dat schaop op het aventuur kocht op goed geluk (Hijk), Wij doet het op aoventuur goed geluk (Sle), Op het aoventuur had ik het liever met hum te doen as met zien vao als het er op aankomt (Sle), Zien aoventuur was der bij Trientien niet minder um kans op succes (ti), Dat staot nog in het aoventuur staat nog te bezien (wb), Hie hef gien eventuur geen kans (wb, wm), Ze had niks gien aventuur ze had geen kans op herstel (wm), Hie zut er geen aoventuur toe ziet geen mogelijkheid (wb), Daor is niet vol aventuur op daarvoor bestaat weinig kans (wm) 4. fortuin, in Het rad van èventuur (dk) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
avontuur , avventuur
, avontuur. Gunninks woordenlijst van 1908: Op ’t avventuur ‘op goed geluk’ Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
avontuur , aeventuur , avventuur, evventuur, aoventuur , zelfstandig naamwoord
, en var. et 1. ongewone belevenis, geheel aan spannende gebeurtenissen 2. risicovolle onderneming 3. fortuin, geluk 4. kans, in bep. verb.: op ’t aeventuur e.d.: op goed geluk, met een risico dat het niet goed komt/zit Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
avontuur , avventuur , zelfstandig naamwoord
, avventuure , avventuurtie , avontuur Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
avontuur , aventeur , aventuuër , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, aventeure/aventuuëre , aventeurke/aventuuërke , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); avontuur Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |