Woord: bedoening
bedoening , bedoening , (zelfstandig naamwoord vrouwelijk)
, Gedoe, moeilijk te verrichten werk, drukte. || Wel, wel, wat ’en bedoening, ’t werk loopt me over de hand. ’t Was een bedoening eer alles weêr schoon’emaakt en op stel (in orde) was. – Evenzo als iets onhandig wordt gedaan: Hè, wat ’en bedoening. – Ook: manier van doen. || ’t Is zo hullie (hun) bedoening, dat moet je maar niet kwalijk nemen. – In W.-Friesl. zegt men: Die man heeft een aardige bedoening (hij is een gezeten man). Dat is daar een mooie bedoening (’t is er een mooie boel, een warboel). – Vgl. bedoen. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
bedoening , bedoening , v
, bedoeningske , zaak (kleine) of keuterboerderij(tje). Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
bedoening , bedoening , zelfstandig naamwoord de
, Bedrijf, boerderij. Zegswijze ’n leuke bedoening, een raar gedoe; een vreemd huishouden. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
bedoening , beduwegie
, klein boerderijtje. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
bedoening , bedoening , de
, bedoenings , Voor var. z. doen = 1. gedoe Dat was zien bedouning toeleg (Row), Toen wij daor kwamen was het een armoedige bedoening (Dro), As de lemen dele nat worde, was het een gliederige bedoning (Wap) 2. bedrijfje Zie hebt heur pleegkind op een klein bedoeninkie zet en toen hebt ze der niet wèer naor umkeken (Bei) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bedoening , bedoening , zelfstandig naamwoord
, de 1. bedoening: gang van zaken, aangelegenheid 2. toeleg, opzet 3. klein bedrijf Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bedoening , bedoenege , bedonege
, drukte (Oldebroek, Wezep). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
bedoening , bedoening , zelfstandig naamwoord
, toestand (West-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
bedoening , bedoning , (vrouwelijk)
, bedoening , ’t Is dao mer ein ermzieëlige bedoning. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
bedoening , bedoning , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, drukte, woninkje Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |