Woord: befommelen
befommelen , befōmmêln
, verbergen, wegstoppen. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
befommelen , befommeln
, TL 62: “betasten. Jeude befommelde ’t schoap, of ’t wel vet genog was.” Is dit een Jiddisj woord? In welke (verbasterde) vorm dan ook. Voorzichtigheid is geboden. Vaak is bij Ter Laan sprake van misvattingen terzake. Vgl. BESAIBELN en BETOEG, welk laatste woord om onbegrijpelijke redenen met “arm” wordt vertaald. Bedoeld is daar het aan het Hebreeuws ontleende BETOEG, BATOEACH = zeker, welgesteld, rijk. Dit onderdeel vereist in de herziening van ons grote Woordenboek t.z.t. speciale attentie. Aandacht vestig ik nog op het aangehaalde voorbeeld bij BEFOMMELN, waar het begrip jeude als natuurlijk wordt gehanteerd. Een voorbeeld van rechtstreekse lexicografische discriminatie bevat Ter Laans Proeve van een Groninger Spraakkunst, 1953. “Hest mie min vlaais brocht, Izak, ’t bin aal tiltentalten!”, 129. Bron: Meijer, J. (1984). Tolk van ’t Olle Volk – Joods Supplement op het Nieuw Groninger Woordenboek van K. ter Laan. Heemstede |
befommelen , befummele , werkwoord
, Uit de plooi brengen door onhandig opvouwen. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
befommelen , befoemele , werkwoord
, kreuken Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |