Woord: bentgras
bentgras , bentegrös , bentegrus , zelfstandig naamwoord
, et; bentgras, ook: halmpje bentgras Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
bentgras , buntgras , bunt
, rietgras Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
bentgras , beentjgraas , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, (Ospels) buntgras Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |