Woord: gajes
gajes , gaaie
, ander volk, niet-jood Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Winschoter bargoens, in: Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank |
gajes , gaajes
, bargoens: volk, janhagel. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
gajes , gaajes , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, buik Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
gajes , gaajes , zelfstandig naamwoord, onzijdig
, volk, slecht Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
gajes , gajes
, slecht volk (Hebr.: gajies: soldaten, legioen); ook agajes, politie; dof gajes, recherche. Bron: Oudenaarden, Jan (2015), Wat zeggie? Azzie val dan leggie! Aspecten van het dialect van Rotterdam, Rotterdam. |