Woord: goteling
goteling , guiteling , (zelfstandig naamwoord mannelijk)
, Een gegoten koperen ketel, hoog van model en niet wijd. Thans weinig gebruikelijk. – Elders in N.-Holl., b.v. te Volendam, is de guiteling echter nog zeer bekend. Evenzo in Friesl., waar het woord goteling luidt. Zie Ned. Wdb. V, 454. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
goteling , gotling , zelfstandig naamwoord
, de; goteling, bep. kookketel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
goteling , geûteling , guuëteling , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, geûtelinge/guuëtelinge , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); melkemmer, koperen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |