Woord: granten
granten , granjte
, granjtde, haet gegranjt , tot vervelens toe aanhouden om iets te krijgen. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
granten , granjtje , werkwoord
, granjtj, granjtjdje, gegranjdj , 1. iemand het eten uit de mond kijken, door zijn houding overduidelijk laten blijken dat men een hapje wil meeëten 2. klaplopen Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
granten , grânte , grântje , werkwoord
, eerste vorm Weerts (stadweerts), Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern); tweede vorm Nederweerts, Ospels; bedelen, verlangend kijken Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |