Woord: heeroom
heeroom , heeroom
, worden hier, gelijk op andere plaatsen van ons vaderland, de R. Geestelijken wel eens genaamd. Hoeufft meent het een pleonasmus te zijn, gelijk aan di Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
heeroom , heeroom
, voor: dominé, in den 3den persoon. In Gron. is het de titel van: pastoor, ook bij ’t aanspreken. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
heeroom , heeroom
, titel, ook bij ’t aanspreken, voor: pastoor; ook Noord-Brabant (v. Dale: heeroom (gewestelijk), titel, onder de burgerklasse aan een pastoor gegeven.) In Drente noemt men aldus den predikant als men van hem spreekt. Vgl. oom, oome. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
heeroom , héroom , m
, priesteroom zaoliger gestorven. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
heeroom , heeroum , zelfstandig naamwoord de
, Voorheen ook: aanspreekvorm voor kapelaan. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
heeroom , heeroom , de
, heerooms , (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën) = 1. priester (r.-k.) (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën) Gauw taofel ofrumen, heeroom komt er an de pastoor (Nsch) 2. priesteroom (Zuidoost-Drents veengebied) Paoter Kocks was mien heeroom (Bov) 3. dominee (Veenkoloniën) Oet de grap wurd oeze domdee ok wel is heeroom nuimd (Ros) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
heeroom , hèrròm
, oom die priester is. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
heeroom , heeroom
, pastoor. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
heeroom , hiirumke
, heeroompje , Ut is allemôl nie zó schón és dé hiirumke prikt. Het is allemaal niet zo mooi als heeroompje preekt. Het is allemaal niet zo mooi als het wordt voorgesteld. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
heeroom , herrom
, heeroom, oom die priester is Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
heeroom , hiroom
, fatsoensrakker, heeroom , Hiroom prikt. Heeroom preekt. De fatsoensrakker spreekt. Gezegd van iemand die heel precies is op de letter en voorgeeft strikt te zijn in de moraal. Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen |
heeroom , heeroom , zelfstandig naamwoord
, oom, die priester is (Den Bosch en Meierij; Eindhoven en Kempenland; Tilburg en Midden-Brabant) Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren |
heeroom , hieëroeam , (mannelijk)
, heeroom Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
heeroom , hieëroeëm , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, hieëroeëms/hieëroeëmes , heeroom Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
heeroom , heerôom , zelfstandig naamwoord
, heeroom; aanspreektitel voor een geestelijke in de familie; ook binnen het gezin werd een geestelijke door ouders, broers en zusters 'heeroom' genoemd. Frans Verbunt: tis ammòl nie zo schôon as heeroom prikt; WTT 2013 - Een vrouwelijke geestelijke in de familie (een kloosterzuster ofwel non) werd 'taante zuster' gebruikt. zie taante zuster Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |