Woord: heng
heng , heng
, hier voor elk scharnier, ook bvb. van een koffer. Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985) |
heng , henge , vrouwelijk
, hengsel Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
heng , henge , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, hengn , hengsken , hengsel Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
heng , hengen
, scharnieren Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
heng , heng , henge , de
, hengen , Ook henge (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied, Veenkoloniën) = 1. scharnier, hengsel De deure is uut de hengen (Die), De deure hung scheif in de hengen (Bco), De baander drèeit op hengen (Sle), Tegen de winter mussen ze de hengen weer smeren aanders piepten ze zo (Hgv) 2. hengsel (Zuidoost-Drents zandgebied) De heng van de kettel is kapot (Pdh) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
heng , hing , heng , zelfstandig naamwoord
, et; ijzeren haak waarop een deur, hek of blind draait, (oor van een) deurhengsel Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
heng , ging , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, ginge , (Nederweerts) scharnier Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |