Woord: kletsmajoor
kletsmajoor , kletsmeier , kletskous, kletsmajoor, kletsmusse, kletsdeuze , de
, Ook kletskous, kletsmajoor, kletsmusse (Zuidwest-Drenthe, noord), kletsdeuze (Zuidwest-Drenthe, noord) = kletsmeier Laot dei kletsmeier zuk ies een maol stilholden (Bov) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
kletsmajoor , kletsmejoor , kletsmajoor , zelfstandig naamwoord
, de; kletsmajoor: iemand die veel kletst, praatjes maakt Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
kletsmajoor , kletsmajoeër , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, kletsmajoeërs , kletsmajuuërke , kletsmeier Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |