Woord: klots
klots , klótsj , mannelijk
, klótsje , klutsjke , teug. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
klots , klots , klötske
, ennen blok, blökske hôlt. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1989), È maes inne taes. Plat Hôrster, Horst. |
klots , klots
, stuk hout; te stóm um ánne klots te legge: oêrstóm. Bron: Kuipers, Cor e.a. (1993), Zò bót ás en hiëp. Plat Hôrster, Horst. |
klots , klöts , de
, klötsen , (glasbl., db:Nbui) = metalen kubus, met in de vlakken uithollingen; in deze holten wordt het glas aan de blaaspijp voorgevormd, voordat het uitgeblazen wordt Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
klots , klotse , klots , zelfstandig naamwoord
, de; 1. muts met pompon 2. bep. muts met een band onder de kin en met veren erop 3. bep. muts van kant, over het oorijzer 4. rond balletje van doorgeknipt garen op een muts, pompon 5. baret: ronde muts Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
klots , kloets , zelfstandig naamwoord
, kloetse , kluutske , mop, dot (bijv. van groene zeep) Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
klots , kloets , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, kloetse , buil op voorhoofd Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
klots , kloets , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, oog, dik Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
klots , klots
, houtblok Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. |