Woord: kweken
kweken , kwèken , (zwak werkwoord)
, kweeken. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
kweken , kweike , werkwoord
, Ook: bouwland of wallen van kweekgras zuiveren. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
kweken , kweken , werkwoord
, kweken Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
kweken , kwèken , (werkwoord)
, kwèken, ekwèèkt , kweken. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
kweken , kweke , werkwoord
, (Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels) schreeuwen, telen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
kweken , kweeke , zwak werkwoord
, kweken; Dialectenquête 1887 Willems - kweeke - kwikte - gekwikt - ook vocaalkrimping in tegenwoordige tijd: gij/hij kwikt Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |