Woord: penspijn
penspijn , pènspien , mannelijk
, penspijn bij vee; buikpijn. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
penspijn , [buikpijn] , penspien , (vrouwelijk)
, buikpijn , Ich höb penspien. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
penspijn , penspien
, buikpijn ook boekpien Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
penspijn , pênspien , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, buikpijn Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |