Woord: pisbak
pisbak , pisbak , m
, urinoir. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
pisbak , pisbak , mannelijk
, pisbėk , urinoir. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
pisbak , pisbak
, pisbak Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
pisbak , pisbak , uitdrukking
, ’n Hôôgen pisbak Een erg platvloerse uitdrukking voor een meisje met lange benen Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
pisbak , pisbak , zelfstandig naamwoord mannelijk
, pisbek , pisbekske , urinoir , VB: Dao môste vëul mie pisbek doer de gemejnte neergezat wërde. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
pisbak , pisbak , zelfstandig naamwoord, mannelijk
, pisbek , pisbekske , wc, publieke, urinoir Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
pisbak , piezenbak
, pisbak Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht. |