Woord: platte
platte , [waterplas] , platte
, waterplas in het land. Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift |
platte , twei platten mit ’n dunne
, niets, of ook: antwoord op eene vraag, bv. naar de kosten van iets, (of: wat fooi men heeft gekregen, enz.), wanneer men die niet wil mededeelen. Zie ook: figge mit ’n dallês en: twei. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
platte , plaatĕ
, platte knoop, V, 10. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
platte , platte , bijwoord
, oppe -, niet zo maar, op 'ne -, niet te geloven Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |