Woord: rietvink
Rietvink , Rietvink , (zelfstandig naamwoord)
, Naam van een buurt (?) te West-Zaandam aan de Voorzaan, beoosten de Hoogendijk bij de Horn. Thans naar het schijnt onbekend. || Eenen Sloot ende Wtvaert (de Nieuwe Haven), beginnende by Pieter Claesz. Scheep-timmerman, woonende inde Ried-vinck tot Zaardam, west-waerts aen tot Frerick Claesz. toe, woonende op den Hoogendijck, Priv. v. Westz. 499 (a° 1650). (Scheepen met hout) die schieten door de Riet-vincksbrug, Saenl. Wassende Roos 6. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
rietvink , rietvink
, karekiet , De rietvink wónd in't riet, 't spinneköpke vèngt spinnen én de graspieper zingt schón. De karekiet woont in 't riet, de vliegenvanger vangt spinnen en de leeuwerik zingt mooi. Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere |
rietvink , rietvinkje
, kleine karekiet (acrocephalus scirpaceus) (W.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
rietvink , reetvînk , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, reetvînke/reetvînkskes , graspieper; reetvînkske(verkleinwoord) karekiet, kleine Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |